De Kaderrichtlijn Water (KRW) regelt sinds 2000 de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater in Europa, teneinde natuur en milieu te beschermen. In 2027 moet de concentratie van vele schadelijke stoffen onder een bepaald maximum liggen. Momenteel voldoet slechts één procent van de Nederlandse waterlichamen aan alle KRW-doelen.
Om de doelen te kunnen bereiken moeten de lozingen van schadelijke stoffen op het oppervlaktewater omlaag. De overheid kijkt in eerste instantie naar de zogenaamde directe lozingen. Dat betreft bijvoorbeeld grotere bedrijven en rioolwaterzuiveringen. Maar ook de indirecte lozingen, van bedrijven die op het openbaar riool lozen, komen in beeld.
In Nederland zijn praktisch alle wasserijen en stomerijen aangesloten op het riool en zijn daarmee indirecte lozers.
Self-assessment voor indirecte lozingen
Om te beoordelen of een indirecte lozing een risico vormt voor het behalen van de KRW-doelen, hebben VNO-NCW en MKB-Nederland begin december een online “KRW self assessment” gepubliceerd. Deze is te vinden via ondernemen.nl en is specifiek bedoeld om stapsgewijs inzicht te geven in mogelijke KRW-risico’s bij indirecte lozingen.
Wie de self-assessment volledig wil invullen, moet de samenstelling van het afvalwater kunnen onderbouwen. Het gaat daarbij om drie elementen: welke stoffen in het afvalwater voorkomen, de concentraties hiervan en wat de jaarvracht is (de totale hoeveelheid per jaar).
Hoe werkt het in de praktijk?
De self-assessment bestaat uit een aantal opeenvolgende stappen. Allereerst kiest u de branche. Voor wasserijen wordt daarbij gewerkt met de categorie “overig”. Voor stomerijen sluit de categorie “chemische wasserijen” het beste aan.
Vervolgens bepaalt u op basis van de postcode op welke rioolwaterzuivering (rwzi) uw bedrijf is aangesloten. Dit is een belangrijke stap, omdat elke rwzi op een specifiek oppervlaktewater loost. Van dat ontvangende waterlichaam is (in grote lijnen) bekend welke achtergrondkwaliteit en welke knelpunten er spelen.
Daarna vult u in welke KRW-risicostoffen in het afvalwater kunnen voorkomen. De vragenlijst werkt met een lijst van 42 stoffen, verdeeld over vier groepen. De eerste groep bestaat uit industriechemicaliën. Dit zijn stoffen waarvan het in de praktijk zeer onwaarschijnlijk is dat ze in afvalwater van wasserijen of stomerijen aanwezig zijn. De tweede groep bevat PAK’s. Ook die zijn doorgaans niet te verwachten, al kan het in uitzonderlijke gevallen denkbaar zijn, bijvoorbeeld bij bonte bedrijfskleding uit de zware industrie.
De derde groep bestaat uit anorganische stoffen, veelal metalen. Hierbij is het wél voorstelbaar dat ze in het afvalwater voorkomen. Denk bijvoorbeeld aan zink, met name wanneer bonte bedrijfskleding of inloopmatten worden gewassen. De vierde groep omvat gewasbeschermingsmiddelen, biociden en diergeneesmiddelen. Ook deze stoffen zijn voor de textielverzorging in het algemeen zeer onwaarschijnlijk.
Als u stoffen selecteert die mogelijk relevant zijn, vraagt de self-assessment vervolgens om de concentraties en de jaarvracht van die stoffen in te voeren. Op basis van die ingevoerde gegevens wordt berekend of sprake is van KRW-probleemstoffen en of er mogelijk een risico is voor het behalen van de KRW-doelen.
En als er wél probleemstoffen uitkomen?
Wanneer de uitkomst aangeeft dat er sprake kan zijn van lozing van probleemstoffen, luidt het advies om contact op te nemen met de omgevingsdienst. Daarmee kan worden besproken welke vervolgstappen logisch zijn, bijvoorbeeld aanvullend onderzoek, bronaanpak of afspraken over monitoring.