Op 1 januari 2026 treden wijzigingen in de Waterschapswet in werking, waaronder een aangepaste watersysteemheffing en een gewijzigde analysemethode ten behoeve van de zuiverings- en verontreinigingsheffing, die van invloed kunnen zijn op wasserijen en stomerijen.
Watersysteemheffing
De hoogte van de watersysteemheffing in de categorie ‘gebouwd’ wordt gebaseerd op de WOZ-waarde van het gebouw.
Momenteel betalen eigenaren van woningen en eigenaren van bedrijfspanden hetzelfde tarief. Omdat de WOZ-waarde van woningen de afgelopen jaren harder is gestegen dan die van bedrijfspanden, zijn woningeigenaren echter een steeds groter deel van de kosten gaan betalen, zonder dat het waterschap meer voor hen is gaan doen.
Vanaf 1 januari 2026 hanteren waterschappen voor woningeigenaren een ander belastingtarief dan voor eigenaren van bedrijfspanden (tariefdifferentiatie). Dit zorgt voor een gelijkmatigere ontwikkeling van de belastingdruk over alle soorten gebouwen.
Het is nog niet bekend hoe en in welke mate deze differentiatie zal uitpakken. De tarieven worden per waterschap vastgesteld; veel tarieven voor 2026 zijn nog niet gepubliceerd.
Zuiverings- en verontreinigingsheffing
De vervuiling van afvalwater kan op verschillende manieren worden vastgesteld. Eén daarvan is het meten van het chemisch zuurstofverbruik (CZV). Voor deze meting wordt nu een analysemethode gebruikt waarvoor mens- en milieubelastende stoffen nodig zijn. Dat is onwenselijk; daarom wordt deze methode vervangen door de Total Organic Carbon (TOC)-methode. De uitkomst van de TOC-analyse wordt vermenigvuldigd met een factor 3, omdat geldt: CZV = 3 × TOC.
Ook de analyse van stikstof verandert. Momenteel gebeurt dit via het zogeheten Kjeldahl-stikstof. De nieuwe methode is totaal stikstof (N-totaal) minus nitraat en nitriet (TON).
Naar verwachting zal de berekende vervuilingswaarde op basis van de nieuwe methodes praktisch gelijk zijn aan die van de huidige methodes. Qua kosten zal dit dus geen noemenswaardig effect hebben.



