HÉT INFORMATIEPUNT VOOR WASSERIJEN EN STOMERIJEN

NIEUWS, KENNIS EN INFORMATIE UIT DE BRANCHE

Netcongestie: zo houden wasserijen en stomerijen de wasstroom draaiend

Netcongestie. Drie jaar geleden hadden maar weinig ondernemers er ooit van gehoord. Inmiddels is het een begrip waar je niet meer omheen kunt. Nieuwe aansluitingen lopen vast, geplande verzwaringen schuiven door en wachttijden lopen op. Ook wasserijen en stomerijen merken de gevolgen: aanvragen voor extra capaciteit worden niet vanzelfsprekend meer gehonoreerd. Wie zijn bedrijf wil elektrificeren of uitbreiden, moet rekening houden met een overvol stroomnet.

Wat nu? Wachten tot de netbeheerders hun kabels en stations hebben verdubbeld, is geen optie. Dat gaat nog zeker tien jaar duren. De boodschap is duidelijk: ondernemers moeten zelf aan de slag. Flexibiliteit is het sleutelwoord. Het technologisch kenniscentrum van de branche TKT onderzocht de nieuwste ontwikkelingen en vertaalde ze naar praktische keuzes voor wasserijen en stomerijen.

Het Landelijk Actieprogramma Netcongestie

Overheid en netbeheerders werken sinds 2022 samen in het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN).
Hun aanpak bestaat uit drie lijnen:

Sneller bouwen:
uitbreiding van kabels, transformatorhuisjes en hoogspanningsstations. Alleen al bij TenneT moeten er ruim 670 nieuwe hoogspanningsstations komen. Dat kost tijd: een station is al snel vijftien voetbalvelden groot en tien jaar in aanbouw. Het tekort aan technici maakt de opgave nog zwaarder.

Beter benutten:
slim gebruik van het bestaande net. Buiten piekuren is er vaak ruimte. Nieuwe contracten, prijsprikkels en flexoplossingen moeten bedrijven helpen hun verbruik
te verschuiven.

Slimmer inzicht:
meer data en sturing met slimme meters, digitale netten en energiemanagementsystemen (EMS).

Daarbij is de conclusie van het LAN helder: de vraag naar transportcapaciteit groeit sneller dan de fysieke uitbreiding.
De komende jaren draait het dus vooral om beter benutten.

Geen voorrang voor wasserijen

Een belangrijke ontwikkeling is het besluit van toezichthouder ACM om in congestiegebieden maatschappelijk prioriteren toe te staan. Transportcapaciteit kan daarbij worden voorbehouden aan drie groepen organisaties. Ten eerste de zogeheten congestieverzachters (bedrijven die juist ruimte maken op het net). Ten tweede een groep rond veiligheid (noodhulp, politie, defensie, gezondheidszorg). En ten slotte organisaties voor onze basisbehoeften (drinkwater, warmtevoorziening, woningbouw).

Wasserijen en stomerijen horen daar niet bij. Wie extra capaciteit aanvraagt, belandt dus gewoon in de wachtrij. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft ACM bovendien opgedragen om het kader opnieuw uit te werken; tot 2026 blijft de huidige indeling van kracht.

De nieuwe gereedschapskist: flexibele contracten

Omdat verzwaring jaren kost, groeit de gereedschapskist met flexibele contracten. De belangrijkste varianten:

  • Non-firm ATO (Aansluit- en Transportovereenkomst):
    slechts een beperkt aantal uren per dag stroom, met korting op het tarief.
  • Tijdsduurgebonden contract:
    85 procent van de tijd gegarandeerd capaciteit, buiten piekuren, tegen 50 procent korting.
  • Tijdsblokgebonden contract:
    vaste blokken stroom buiten de drukste uren.
  • Groepstransportovereenkomst (GTO):
    een cluster bedrijven deelt één gezamenlijke capaciteit en verdeelt onderling.
  • Congestiemanagementdiensten:
    bedrijven krijgen een vergoeding als ze hun verbruik tijdelijk terugschroeven.
  • Gesloten Distributie Systeem (GDS):
    een aparte partij beheert het deelnet, waardoor lokaal energiedelen en maatwerkafspraken mogelijk zijn.

Voor wasserijen betekent dit concreet: denk na over je flexibiliteit. Hoeveel zekerheid heb je in de drukste uren écht nodig? En welke processen kun je verplaatsen naar daluren?

Tijdsafhankelijke tarieven: de prijs van de piek

Per 1 januari 2025 hanteert TenneT tijdsafhankelijke nettarieven op het landelijke hoogspanningsnet. Regionale netten volgen richting 2027. Het principe: dure uren vallen samen met hoge belasting, daluren worden goedkoper. Onderzoek laat zien dat dit verschillende gevolgen heeft. Het systeem wordt er efficiënter door, omdat verbruik verschuift. Bedrijven die nu al sturen op energieprijzen, profiteren nog meer. Daarbij blijven de lastenverschillen beperkt: in sectoren bewegen de kosten grofweg tussen −10 en +10 procent. De voorkeur ligt bij varianten op kWh en kWmax, niet bij een puur tijdsafhankelijk kW-contract.

Voor de praktijk betekent dit: stuur op uurprijzen en verwachte pieken. Plan warmte- en laadvraag buiten de avonduren (17.00–24.00) en voorkom dat verschillende pieken samenvallen. Maak er routine van, met maandrapportages die laten zien wat de kW-piek was, hoeveel kWh verschoven is en welk financieel effect dat opleverde.

Alternatief tarief voor kleinverbruikers

Ook voor stomerijen en kleinere locaties (< 3×80 A) komen er veranderingen. Netbeheerders verkennen een alternatief stelsel met uur- en seizoenafhankelijke kWh-tarieven. Daarmee willen ze piekbelasting verminderen en ruimte scheppen op het net.

Doorrekeningen laten zien dat dit de piekbelasting per trafo met 3 tot 12 procent kan reduceren – goed voor honderdduizenden extra aansluitingen in 2030. Het avondvenster (17.00–24.00) wordt daarbij waarschijnlijk duurder. De invoering is nog niet besloten en duurt minstens vier tot zes jaar.

Voor stomerijen loont het nu al om met uursturing te oefenen: verplaats droogprocessen naar de nacht, laad bedrijfswagens buiten piekuren en gebruik warmtebuffers om procestemperaturen te borgen zonder extra piekvermogen.

Flex-e: subsidie voor flexibiliteit

Om bedrijven te helpen hun verbruik te flexibiliseren, is er sinds april 2025 de regeling Flex-e. Bedrijven met een aansluiting boven 100 kW in congestiegebieden kunnen subsidie krijgen voor drie onderdelen. Dit zijn de flexibiliteitsscan met 50 procent subsidie van maximaal €10.000, de haalbaarheidsstudie met 50 procent subsidie van maximaal €125.000 en de praktische realisatie van maatregelen met 35 procent subsidie van maximaal €300.000.

Voorbeelden van projecten zijn de invoering van een EMS, slimme aansturing van boilers en warmtepompen, laadsturing en batterijen.

Een logische route is: eerst inzicht met een scan, dan een studie voor de best passende mix, en tenslotte realisatie.

Energiehubs: samen sneller los

Een veelbelovende oplossing zijn energiehubs: lokale samenwerkingen waarin vraag en aanbod gebundeld worden. Voor wasserijen kan dat bijvoorbeeld betekenen: een gezamenlijk laadplein, gedeelde batterijen of afgestemde productieschema’s.

Er zijn vier families energiehubs: gebouwde omgeving, mobiliteit, bedrijventerreinen en clusters van grootverbruikers. Vooral bedrijventerreinen met meerdere wasserijen of stomerijen bieden kansen.

Het kabinet heeft €166,4 miljoen gereserveerd voor de ontwikkeling van energiehubs tot 2030. Gemeenten en provincies zijn belangrijke partners om dit van de grond te krijgen.

In sommige gevallen kan een GDS (Gesloten Distributie Systeem) uitkomst bieden. Dan wordt het beheer van het deelnet overgenomen door een aparte partij, die lokaal meer vrijheid heeft om afspraken te maken.

Nieuwe instrumenten in ontwikkeling

Naast contracten, tarieven en hubs zijn er ook technische innovaties in de maak:

Flexibele back-stop:
een mechanisme dat apparaten zoals laadpalen of warmtepompen tijdelijk beperkt als het net overbelast raakt. Daarmee wordt afsluiting van hele groepen gebruikers voorkomen.

Laadscan Logistiek:
een gratis tool voor mkb’ers om te berekenen hoeveel voertuigen tegelijk opgeladen kunnen worden bij netcongestie. Voor wasserijen met een eigen wagenpark kan dit nuttig zijn bij de elektrificatie van bedrijfswagens.

Wat je nu al kunt doen

Wachten op beleid of op de uitbreiding van het net is geen optie. Ondernemers kunnen vandaag al beginnen met het voorbereiden van hun bedrijf op een toekomst waarin flexibiliteit de standaard wordt. De eerste stap is inzicht creëren in het eigen energiegebruik. Dat begint met het ophalen van kwartierdata bij de netbeheerder en het plaatsen van submeters op de belangrijkste installaties. Op die manier ontstaat een helder beeld van het verbruikspatroon en de momenten waarop pieken optreden.

Met die informatie kan de tweede stap gezet worden: sturen op data. Een energiemanagementsysteem (EMS) helpt om verbruik af te stemmen op uurprijzen en signalen van het net. Daarbij is het belangrijk om duidelijke procedures vast te leggen. Welke installaties mogen bij congestiesignalen tijdelijk worden uitgeschakeld en welke processen moeten altijd doorgaan om kwaliteit en continuïteit te waarborgen? Door dit vooraf goed te regelen, voorkom je dat ingrepen ad hoc of ten koste van de productie plaatsvinden.

De derde stap is samenwerking. Op bedrijventerreinen loont het om met buren te kijken naar gezamenlijke oplossingen. Dat kan bijvoorbeeld door een groepstransportovereenkomst af te sluiten of door samen een energiehub te vormen. Bedrijven kunnen data delen, afspraken maken over verdeling van capaciteit en settlement, en onderzoeken of een gesloten distributiesysteem past bij hun situatie. Zo ontstaat meer regie over de eigen energievoorziening en wordt de afhankelijkheid van het overvolle publieke net kleiner.

Flexibiliteit wordt standaard

De fysieke uitbreiding van het net gaat door, maar krapte blijft nog jaren realiteit. Bedrijven die vooruit willen, maken flexibiliteit onderdeel van hun standaardbedrijfsvoering. Ze meten, sturen, bufferen en werken samen.

De rode draad is duidelijk: niet afwachten, maar handelen. Met flexibele contracten, tijdsafhankelijke tarieven, subsidies en lokale samenwerking is er genoeg gereedschap om de wasstroom draaiend te houden – ook als het net piept. ■

Lees ook